Selecteer een pagina

Op 14-2-2018 werd de herziening van de Warmtewet in de Tweede Kamer behandeld, waarover meer is te vinden via link. Tijdens de vergadering werd voornamelijk gesproken over de energietransitie en het kostenaspect van de aanleg van warmtenetten alsmede consumentenbescherming.

Reikwijdte van de Warmtewet
In het wetsvoorstel van 7 februari jl. wordt voorgesteld om de reikwijdte van de Warmtewet te beperken. Dit wordt als volgt geformuleerd:

Artikel 1a

1. Deze wet is van toepassing op levering van warmte aan verbruikers, met uitzondering van
levering van warmte door een leverancier die:
2. tevens optreedt als verhuurder voor de verbruiker aan wie hij warmte levert ten behoeve
van de door hem aan de verbruiker verhuurde woon- of bedrijfsruimte;
3. tevens de vereniging van eigenaars of een daarmee vergelijkbare rechtsvorm is waarbij:
4. de verbruiker aan wie warmte geleverd wordt als lid is aangesloten, of
5. een verhuurder als bedoeld in onderdeel a als lid is aangesloten, of
6. tevens een vereniging van eigenaars is waarbij meerdere verenigingen van eigenaars of
daarmee vergelijkbare rechtsvormen als bedoeld in onderdeel b zijn aangesloten
7. In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 8, tweede tot en met vierde, zesde,
zevende en negende lid, ` en 8a van toepassing op leveranciers als bedoeld in het eerste lid.

Hiermee lijkt een einde te komen aan een aantal knelpunten binnen de Warmtewet, specifiek in het geval van blokverwarming. Zowel verhuurders als VvE’s zullen niet meer gebonden zijn aan de regels die de Warmtewet oplegt met uitzondering van artikelen 8 en 8a.

Warmtemeting
Artikelen 8 en 8a, waar de meetverplichting is beschreven, blijven van toepassing voor alle warmteverbruikers, ook in de uitzonderingen die in het toekomstige artikel 1a worden beschreven. Artikel 8a wordt uitgebreid met een nieuw lid, te weten:

Indien een onroerende zaak, die is gebouwd voor inwerkingtreding van dit lid, bestaat uit meerdere woon -of bedrijfsruimten kan de leverancier het individueel warmtegebruik van de verbruiker, zoals gemeten op grond van artikel 8 of artikel 8a, eerste of tweede lid, corrigeren aan de hand van correctiefactoren die door de leverancier zijn vastgesteld met inachtname van de daarvoor gangbare technische normen voor:

5. de ligging van woonruimten, en
6. leidingverliezen voor transportleidingen.

Het huidige vijfde lid geeft enkel aan dat warmtekostenverdelers “aan de hand van daarvoor gangbare technische normen worden geïnstalleerd en toegepast”. Met de herziening wordt dit verduidelijkt door specifiek de mogelijkheid van correcties inzake leidingverliezen en liggingsfactoren te benoemen en toe te staan.

Het huurrecht
Ook de mogelijkheden van het in rekening brengen van Warmtekosten worden steeds duidelijker. Tot voor kort waren er onduidelijkheden over hoe de afschrijvings- en onderhoudskosten van collectieve verwarmingsinstallaties in rekening gebracht konden worden. De warmtewet en het huurrecht overlapten elkaar op dit punt. Branchevereniging Aedes heeft namens haar leden gevraagd om duidelijkheid, wat heeft geleid tot een reactie van het ministerie van Economische Zaken. Hieruit blijkt dat de eerder genoemde afschrijvings- en onderhoudskosten nu én in de toekomst doorberekend mogen worden omdat het huurrecht daar voldoende ruimte in biedt. Zoals het dat ook deed voor de inwerkingtreding van de Warmtewet in 2014.