Selecteer een pagina

Sinds 1 januari 2014 is de warmtewet in werking getreden. Ondanks het lange uitvoeringstraject dat de warmtewet heeft doorlopen, bleken er (technische) knelpunten te zijn bij de uitvoering van de warmtewet.

Sinds de inwerkingtreding van de wet, hebben diverse marktpartijen zich gemeld bij de Autoriteit Consument en Markt en het ministerie van Economische Zaken om de knelpunten uit de warmtewet onder de aandacht te brengen. Deze signalen zijn door het ministerie onderkend. Tijdens een bijeenkomst die begin mei 2014 op het Ministerie van Economische Zaken is gehouden, is de inventarisatie van de knelpunten en de uitwerking daarvan gepresenteerd aan diverse belanghebbenden, waaronder de NL.V.V.E.

Het doel van deze inventarisatie was het opstellen van een brief gericht aan de Tweede Kamer met aanbevelingen om deze knelpunten op te lossen. Dit heeft geleid tot een aantal verbeterpunten die in het voorjaar van 2015 formeel gemaakt worden door een voorstel tot wijzigingen van de Warmtewet bij de Tweede Kamer in te dienen.

Onderstaand een samenvatting van de aangekondigde veranderingen, openstaande punten en standpunten van de NL.V.V.E om hieraan invulling te geven.

Aangekondigde veranderingen
Afrekening in gigajoules en meting in het ketelhuis
Een van de pijlers van de warmtewet is het Niet Meer Dan Anders (NMDA) principe, waarbij maximumtarieven gehanteerd worden. Deze tarieven mogen niet hoger zijn dan het bedrag dat men kwijt zou zijn als men over een eigen C.V. installatie zou beschikken.
Om hier invulling aan te geven, is besloten om af te rekenen in gigajoules (GJ). Een meetbare en duidelijke eenheid om transparantie van de kosten te verhogen.

In het geval van blokverwarming, waarbij sprake is van een gebouw gebonden installatie, zijn veelal geen centrale gigajoulemeters aanwezig, waardoor het in de praktijk onmogelijk is om in GJ’s af te rekenen. Om deze reden wordt het plaatsen van een centrale warmtemeter opgenomen in de warmtewet.

Correctiefactoren
Een groot struikelblok voor de NL.V.V.E was het verbieden van correctiefactoren (dan wel reductie- of verdelingsfactoren). Deze factoren worden in collectief gestookte gebouwen om twee redenen toegepast:
– Om een ongunstige ligging van de woning ten opzichte van de tussengelegen woningen te compenseren. Zo moeten bijvoorbeeld appartementen op de bovenste etage meer stoken om eenzelfde niveau van comfort te bereiken
– Om inpandige leidingverliezen te compenseren. Bij gebruik van een collectieve installatie dragen transportleidingen warmte over aan muren, vloeren en plafonds. Vóór de aanvang van de warmtewet, werd hiervoor een vast aandeel van de totale energiekosten aangemerkt en via een vaste factor in rekening gebracht. Ongeacht het stookgedrag genieten de appartementen namelijk een basiswarmte.

Het toepassen van bovenstaande factoren wordt door de aangekondigde wijziging weer mogelijk gemaakt. Dit is ook in lijn met de Europese richtlijn energie-efficiëntie (2012/27/EU), (E.E.D.) waar dergelijke factoren niet worden uitgesloten.
Een derde correctiefactor, namelijk die van leidingverliezen in het ketelhuis, kunnen niet toegepast worden. Dit kan namelijk niet worden herleid naar individueel stookgedrag en
zijn verwerkt in de maximale prijs voor warmte in GJ. (voor 2014 door het ACM vastgesteld op € 24,03)

Gedeeltelijke uitzondering van VvE’s
Tot voor kort gold de Warmtewet voor alle collectief gestookte complexen, ongeacht of het een koop- of huursituatie betrof.
Voor VvE’s, waarbij afnemers tevens eigenaren van het complex en de gebouw gebonden installaties zijn, leidt dit tot kromme situaties. Zo was de (prijzige) lidmaatschap van een geschillencommissie verplicht, zodat de VvE een geschil met zichzelf kon beslechten. Gevolg hiervan was dat de VvE-leden een boete aan zichzelf zouden moeten betalen ten tijde van een langdurige storing van de installatie.

Deze situatie is inmiddels rechtgetrokken; een gedeelte van de VvE’s zullen niet gehouden worden aan de verplichtingen van een leverancier die volgen uit de warmtewet.

Dit geldt niet voor de volgende situaties:

– VvE’s waar woningcorporaties/commerciële exploitanten gedeeltelijk eigenaar van zijn
– VvE’s die zijn aangesloten op stadsverwarming.

Dit betekent overigens niet dat VvE’s buiten de reikwijdte van de E.E.D vallen. Deze bindende Europese directieven maken namelijk geen onderscheid in eigendomsvorm.

Openstaande punten
Naast deze heldere voornemens, heeft Minister Kamp ook aangegeven dat een aantal zaken nog verder uitgediept dienen te worden:

– Het verduidelijken van de definities in de Warmtewet. Een aantal definities bleken onduidelijk
gedefinieerd of onjuist toegepast te zijn, zoals de definitie van verbruikers.
– Wijze van storingsregistratie. Dit blijkt een struikelblok voor de vele nieuwe energieleveranciers te zijn.
Er is geen bestaande methodiek om storingen eenduidig te registeren; beleidsregels dienen opgesteld te
worden.
– Implementatie van meet- en factureringsverplichtingen die voortvloeien uit de E.E.D. voor de VvE’s die
voor de Warmtewet zijn uitgesloten..

Invulling in de praktijk
Dat de warmtewet in 2014 heeft geleid tot praktisch moeilijke- of onuitvoerbare situaties om tot een goede verbruiksafhankelijk afrekening te komen, moge duidelijk zijn.

De aangekondigde wijzigingen veranderen wederom de spelregels, waarop de leden van de NL.V.V.E. op korte termijn moeten anticiperen. Enerzijds omdat de Warmtewet niet strookt met de praktijk, zoals het massaal ontbreken van een gigajoulemeter in het ketelhuis, anderzijds omdat de veranderende spelregels leiden tot verregaande aanpassingen in de kostenverdeelsystematiek van de NL.V.V.E. leden.

Naast deze praktische problemen, leidt het opstellen van een Warmtewet conforme afrekening voor velen ook tot extra kosten. Gezien het feit dat veel stookseizoenen niet samenvallen met een kalenderjaar, is er sprake van meerkosten. Er dienen namelijk twee kostenverdelingen gemaakt te worden: een volgens de afrekeningswijze vóór 2014 en een voor de resterende maanden in 2014.

De leden van de NL.V.V.E raden dan ook aan om Warmtewet conforme afrekeningen alleen op te laten stellen als er sprake is van een stookseizoen dat volledig in 2014 of daarna valt.
Uiteraard bieden alle leden de mogelijkheid om de afrekening vanaf 1 januari 2014 conform de Warmtewet op te stellen. U dient dan rekening te houden met meerkosten.

Heeft u hierover vragen, neemt u dan contact op met de dienstverlener die uw verbruiksafhankelijke afrekeningen verzorgt.