Selecteer een pagina

Op 14 november heeft de NL.V.V.E. onderstaande brief aan de Ministerster van Economische Zaken, de heer H.G.J. Kamp, gestuurd. Wij zullen u op de hoogte houden van zijn reactie.

Minister van Economische Zaken
T.a.v. de Minister van Economische Zaken de heer H.G.J. Kamp
Postbus 20401
2500 EK  Den HaagExcellentie,

Met zorg zien wij de aangekondigde wijzigingen van de Warmtewet tegemoet.

Uw voornemen (7 juli 2014) om de Warmtewet aan te passen wordt door de Nederlandse Vereniging van Verbruiksafhankelijke Energieafrekening (NL.V.V.E.) zeer gewaardeerd, zoals reeds eerder in ons schrijven aan u van 17 juli 2014 gememoreerd. Samen met u zien wij dat aanpassing van de Warmtewet noodzakelijk is om de gewenste consumentenbescherming en energiebesparing in de gebouwde omgeving te realiseren. De maatregelen in de door u aangekondigde wetswijziging zijn in onze ogen echter niet afdoende.

De NL.V.V.E. stelt vast dat zowel vanuit de Europese Unie alsook vanuit Nederland (Nationale Energieakkoord) zeer concrete en ambitieuze doelstellingen zijn geformuleerd ten aanzien van energiebesparing en energie-efficiëntie. Het energiebesparingspotentieel in de gebouwde omgeving is enorm. Uit onderzoek is gebleken dat de gemiddelde besparing van energie door meting op individueel niveau (en daarmee zicht op eigen verbruiksgedrag) maar liefst 20%[1] is ten opzichte van een ongemeten situatie. In de huidige Warmtewet ontbreekt de meetverplichting voor de bestaande bouw, terwijl dit een zeer treffend middel is om zowel de stookkosten als de CO2   footprint van een bewoner te verminderen. Hiermee worden verschillende doelstellingen bereikt; energiebesparing, reductie van de CO2 uitstoot en verlaging van de energiekosten voor consumenten.

Met de aangekondigde uitsluiting van Vereniging van Eigenaren (VvE’s) van de Warmtewet gooit u in onze ogen daarom ‘het kind met het badwater weg’. Deze gebruikersgroep heeft te maken met disproportionele lasten en moet daar absoluut voor worden ontlast, maar zouden in onze ogen nadrukkelijk niet uitgesloten moeten worden van de meetverplichting. Daarmee laat Nederland een enorm besparingspotentieel liggen en voldoet bovendien niet aan de volledige meetverplichting zoals de Europese Energy Efficiency Directive (EED) die voorschrijft.

Tot slot zien wij dat de administratieve lasten die de Warmtewet met zich meebrengt, leidt tot ‘verketeling’ en ‘vervreemding’ in het segment blokverwarming. Door hoge kosten en complexe administratieve lasten worden steeds meer centrale ketelhuizen uit bedrijf gehaald en gaat men over op reguliere individuele CV’s. Op dit moment worden jaarlijks circa 1,3% van de collectieve ketelhuizen in Nederland uit bedrijf genomen. Deze ontwikkeling is ongewenst, want het leidt niet tot een besparing maar tot verhoging van het warmte- en energieverbruik. Immers, een centraal ketelhuis is aanzienlijk efficiënter dan een honderdtal individuele CV’s. Een recente trend is gehele ‘vervreemding’ van ketelhuizen in blokverwarmingssituaties naar niet-corporatie partijen. Het belang van rendement weegt bij deze partijen potentieel zwaarder dan het financieel leefbaar houden van de sociale sector. Met name de bewoners van deze woningen zullen hiervan de dupe worden.

Ons voorstel is daarom ook om de administratieve lasten en plichten die volgen uit de Warmtewet van toepassing te laten zijn op stadsverwarming en niet op blokverwarming en VvE’s. Deze groepen moeten zich wel houden aan de meetverplichting. U zou dit naar onze mening eenvoudig kunnen oplossen door een wijziging van artikel 8.

Wij roepen u op om te onderzoeken hoe deze negatieve gevolgen beperkt of voorkomen kunnen worden en helpen u graag indien u nog vragen heeft over bovenstaande knelpunten.

Hoogachtend,

 

Jörg Plönissen                       Marcel Zwaans

voorzitter NL.V.V.E.               vicevoorzitter NL.V.V.E.

 

PS: Kopie verzonden aan de vaste Kamercommissie Economische Zaken

 

[1]Onderbouwd door grootschalig internationaal onderzoek